Op de werkplek komen verschillende medewerkers in aanraking met elektriciteit zoals de medewerkers die met elektrisch aangedreven machines werken en monteurs die onderhoud uitvoeren of storingen verhelpen aan elektrische installaties (elektrotechnische werkzaamheden). In deze toolbox worden de risico's en de te nemen veiligheidsmaatregelingen van beide groepen besproken waarbij de opmerking gemaakt moet worden dat het hierbij gaat om laagspanningsinstallaties (< 1000 V).
De belangrijkste risico's van elektriciteit zijn:
Medewerkers die werken met en aan elektrische apparaten/installaties kunnen met beide genoemde risico's te maken krijgen.
Voor een veilige elektrotechnische bedrijfsvoering zijn in de Arbo wetgeving diverse normen/eisen gesteld aan elektrische installaties en apparaten. Het gaat hierbij om de vast aangesloten elektrische installatie, vast aangesloten machine en het verplaatsbare (handzaam) elektrisch apparaat.
Enkele gestelde eisen zijn:
Werken aan de elektrische installatie mag alleen plaatsvinden wanneer de installatie (in ieder geval het deel waar aan gewerkt wordt) spanningsloos is gemaakt.
Vereisten hiervoor zijn:
In de praktijk is spanningsloos werken niet altijd mogelijk. Voor het opsporen van een storing is het vaak noodzakelijk dat de installatie in bedrijf is en bij deze werkzaamheden zijn de risico's erg hoog. Het onder spanning werken aan een elektrische installatie mag alleen als is aangetoond dat dit dringend noodzakelijk is EN als op basis van een taakrisico analyse voldoende aanvullende veiligheidsmaatregelen zijn genomen.
In een bedrijf moeten duidelijke afspraken worden gemaakt (en zijn vastgelegd) over personen die bevoegd zijn om te werken met elektrische installaties. zij moeten voldoende opgeleid zijn om te werken aan deze installaties.
De volgende personen/functies moeten door het bedrijf zijn aangewezen:
Verder moeten alle medewerkers die werken met elektrisch apparatuur voorgelicht worden over de gevaren van elektriciteit en veilige werkmethode.